Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (2024)

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (1)

27 Min Read

0

3902

Introductie

De afkorting SVT staat voor supraventriculaire tachycardie: een tachycardie die BOVEN het ventrikel vandaan komt. Dat kan dus uit de atria zijn, maar ook uit het AV-knoop gebied. Dat kunnen best een aantal aritmieën zijn en om die onder één noemer te scharen is de term ‘supraventriculaire tachycardie’ bedacht.

Doorgaans is een SVT een smal-complex tachycardie: het QRS-complex is smal, niet verbreed. Dat wil zeggen, als er niet een reeds bestaand bundeltakblok bestaat en er geen aberrantie ontstaat.

Een patiënt met een SVT ervaart daar doorgaans klachten van. Denk aan last van een gejaagd of angstig gevoel, hartkloppingen, pijn op de borst, duizeligheid en syncope. SVT komen veel voor en behoeven ook vrijwel altijd enige vorm van behandeling. Is het niet acuut, dan wel een chronische behandeling wegens terugkerende SVT.

Definitie en classificatie SVT

De term SVT wil dus zeggen dat het gaat om een tachycardie (dus frequentie >100/min) welke niet afkomstig is uit het ventrikel maar daarboven: het AV-knoop gebied of de atria. Het wordt ook vaak een smal-complex tachycardie genoemd, omdat in principe de geleiding over de ventrikels niet verstoord is en het QRS-complex dus smal is. Er kan echter wel een bundeltakblok of aberrantie spelen, waardoor het QRS-complex verbreed raakt. Het is dus niet zo dat een SVT altijd een smal QRS-complex heeft.

We kunnen onderscheid maken binnen de SVT’s op basis van hun locatie: atriale SVT’s en AV-junctionale SVT’s. Binnen de ESC Guidelines worden ook atrioventriculaire re-entry tachycardieën meegenomen, waarbij zowel het atrium als ventrikel onderdeel is van een re-entry circuit. Ik neem deze echter niet mee in dit overzicht, zij krijgen een eigen artikel. Later voeg ik ze wellicht nog hier toe.

  • Atriale SVT
    • Sinustachycardie
      • Fysiologische sinustachycardie
      • Inappropriate sinustachycardie
      • Re-entry sinusknoop tachycardie
    • Atriale tachycardie
      • (Uni)focale atriale tachycardie
      • Multifocale atriale tachycardie
    • Atriumflutter
    • Atriumfibrilleren
  • AV-Junctionale SVT
    • AV-nodale re-entry tachycardie
    • Junctionale Ectopische Tachycardie

Je kunt ook nog een onderscheid maken op basis van QRS-breedte en het feit dat het ritme regulair of niet regulair is. Hieronder zie je daarvan een overzicht. In dit overzicht zijn ook enkele ventriculaire aritmieën meegenomen die dus feitelijk geen SVT zijn. Om een compleet overzicht te krijgen heb ik ze wel toegevoegd.

  • Smal-complex tachycardie (<120 msec)
    • Regulair
      • Sinustachycardie (Fysiologisch, inappropriate, SANRT)
      • Atriale tachycardie met een vaste ratio A-V geleiding
      • Atriumflutter met een vaste ratio A-V geleiding
      • AVNRT
      • Junctionale Ectopische Tachycardie
      • Orthodrome AVRT
      • Idiopathische Ventrikeltachycardie (hoog septaal focus)
    • Irregulair
      • Atriumfibrilleren
      • (Unifocale) Atriale tachycardie met wisselende ratio A-V geleiding
      • Atriumflutter met wisselende ratio A-V geleiding
      • Multifocale atriale tachycardie
  • Breed-complex tachycardie (>120 msec)
    • Regulair
      • Ventrikeltachycardie
      • Ventrikelflutter
      • Ventriculair gepaced ritme
      • Antidrome AVRT
      • SVT met bundeltakblok
      • SVT met aberrantie
      • SVT met pre-excitatie
      • SVT met verbreed QRS door intoxicatie of elektrolytenstoornis
    • Irregulair
      • SVT met bundeltakblok en wisselende ratio A-V geleiding
      • SVT met aberrantie en wisselende ratio A-V geleiding
      • Atriumfibrilleren met pre-excitatie
      • Polymorfe ventrikeltachycardie
      • Torsade de Pointes
      • Ventrikelfibrilleren

Mechanismen van SVT

Er kunnen verschillende mechanismen ten grondslag liggen aan een SVT. Deze mechanismen zijn allemaal al behandeld op deze site. Er kan een abnormale automaticiteit van een groepje cellen ten grondslag liggen aan een SVT, waardoor als het ware de cellen elektrisch ‘op hol slaan’. Veranderingen in de actiepotentiaal kunnen zorgen voor nadepolarisaties, ook wel triggered activity genoemd. Dit kan ook zorgen voor SVT. Wanneer een impuls gevormd is kan hij ook nog abnormaal worden voortgeleid, waarvan aberrantie een voorbeeld is maar ook het reeds vaak genoemde re-entry. Voor meer informatie over deze mechanismen verwijs ik je graag door naar de desbetreffende artikelen.

Klachtenpatroon en anamnese

Een patiënt met een SVT heeft daar vaak last van. Je kunt denken aan hartkloppingen, een gejaagd gevoel, angst, duizeligheid, syncope en pijn op de borst (Zimetbaum et al). Des te sneller het ritme is, des te meer klachten een patiënt doorgaans heeft. Ook de leeftijd en duur van de aritmie spelen mee in het ervaren van klachten. Soms hebben patiënten ook polyurie, waarschijnlijk als gevolg van een verhoogde secretie van ANP door atriale stretch.

Verschillende SVT’s hebben ook weer verschillende kenmerken. Zo voelt de patiënt echt een abrupt begin van de aritmie bij AVNRT en atriale tachycardie, waar re-entry aritmieën doorgaans langer aanhouden dan bijvoorbeeld atriale tachycardie. Dat soort ritmes heeft een patiënt vaak in korte episodes. Een specifiek patroon zoals het Frog Sign (een wijde pulserende halsvene) is passend bij AVNRT.

Het moment van het begin van de klachten is dus belangrijk in de anamnese bij de opvang van een patiënt met een SVT. De patiënt voelt vaak zelf ook al of het gaat om een regulaire of irregulaire aritmie. Soms zit er ook een patroon in de houding van de patiënt en het starten van de aritmie, en soms kan een patiënt zelf zijn aritmie beëindigen door bijvoorbeeld hoesten of ijskoud water drinken.

Uiteraard is het essentieel om een ECG te maken wanneer de tachycardie begint, eindigt en zich afspeelt. Helaas is dat niet altijd mogelijk en dan kan bovenstaande informatie dus nog belangrijker blijken. Bepaalde labuitslagen kunnen nuttig zijn om de oorzaak van de SVT te achterhalen. Denk aan verhoogde schildklierwaarden, stoornissen in de elektrolyten of nierfunctie. Ook is het belangrijk om ischemie en infarct te kunnen uitsluiten als oorzaak.

Onderscheid maken smal-complex SVT (<120 msec)

Bij een smal-complex tachycardie gaat het vrijwel altijd om een tachycardie van supraventriculaire oorsprong. Er zijn ook uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld een ventrikeltachycardie die hoog uit het interventriculaire septum afkomstig is, maar wanneer het QRS-complex smal is kun je er vanuit gaan dat de ventriculaire geleiding gewoon via het His-Purkinje systeem plaatsvindt en dat de focus van het ritme dus van supraventriculaire oorsprong is.

Dat is dus al een mooi startpunt als je het ritme wil beoordelen, want je sluit direct een groep (ventriculaire) ritmes uit. Maar, wat dan? Er is nog steeds een behoorlijke lijst aan mogelijke veroorzakers over, en hoe kunnen we daar onderscheid in maken?

Het zou mooi zijn als je van de patiënt een ECG in sinusritme hebt. Je kunt dan mooi de ‘baseline’ vergelijken met wat je nu ziet. Hoe ziet de P-top eruit in sinusritme, hoe is de PR-tijd, hoe zien de QRS-complexen eruit, hoe is de hartas? Dat soort zaken kunnen belangrijk zijn als je wil kunnen vaststellen naar welke aritmie je kijkt. Een P-top morfologie tijdens tachycardie die hetzelfde is als die van het sinusritme in rust kan dus simpelweg pleiten voor een sinustachycardie. Echter zijn dan ook sinusknoop re-entry tachycardie of een atriale tachycardie met focus dicht bij de sinusknoop mogelijk.

Ook de medische voorgeschiedenis van de patiënt is belangrijk. Wanneer iemand bijvoorbeeld al bekend is met een pre-excitatie syndroom zoals Wolff-Parkinson-White zal een AVRT (atrioventriculaire re-entry tachycardie) direct naar boven schieten op de lijst van mogelijke aritmieën. Het feit dat het niet in de voorgeschiedenis van je patiënt staat sluit echter niet uit dat het op dat moment niet aanwezig kan zijn.

De start en het einde (initiatie en terminatie) van de aritmie zijn een belangrijke hint. Zo wordt een AVNRT bijvoorbeeld vaak geïnduceerd door een PAC welke een verlengde PR-interval heeft. Ook een atriale tachycardie wordt vaak geïnduceerd door een PAC, echter heeft die dan een normale PR-interval. Daarnaast zien we bij een atriale tachycardie vaak een warm-up en cool-down fenomeen: een geleidelijk begin en langzaam vertragend einde van de aritmie. Een AVNRT begint en eindigt juist heel abrupt. Soms zien we ook sinusslagen tussen een atriale tachycardie door, dat is niet zo bij een AVNRT. Een AVRT wordt vaak geïnduceerd door PAC’s en PVC’s, waar een PVC ook een trigger kan zijn voor een atypische AVNRT. Een atriale tachycardie zal vrijwel nooit worden geïnduceerd door een PVC.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (2)

Ook is het belangrijk om te kijken naar de R-R interval en regulariteit daarvan. Ook een irregulaire R-R interval kan toch een patroon laten zien met een bepaalde regulariteit erin. Denk dan bijvoorbeeld aan gegroepeerde slagen met een regulaire R-R interval, maar welke worden onderbroken door irregulaire perioden. Een irregulair ritme kan bijvoorbeeld simpelweg atriumfibrilleren zijn, maar ook een atriale tachycardie met wisselende A-V geleiding of een atriumflutter met wisselende A-V geleiding. Echt chaotische irregulaire ritmes zoals een multifocale atriale tachycardie laten een wisselende R-R interval zien, maar daarnaast ook wisselende P-top morfologie en variatie in P-R en P-P intervallen. Re-entry tachycardieën zoals AVNRT zijn doorgaans regulair, net zoals een atriumflutter dat kan zijn. Echter kan heel snel atriumfibrilleren er ook regulair uit zien. De irregulariteit is dan vrij subtiel.

Een laatste stap om onderscheid te maken tussen verschillende soorten SVT is de P-QRS relatie, in de vorm van de RP-interval versus de PR-interval. Er is onderscheid te maken tussen lange en korte RP-interval, wat eigenlijk zegt of de P-top dichter bij het voorgaande QRS dan volgende QRS ligt (korte RP-interval) of dichter bij het volgende QRS dan het vorige QRS (lange RP-interval). Een korte PR-interval beperkt de mogelijkheden enigszins, daar het dan vaak gaat om AVNRT, soms om AVRT en zelden om atriale tachycardie.

Hieronder zie je het bovenstaande samengevat in een stroomschema.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (3)

Adenosine bij smal-complex SVT

Een hulpmiddel bij het diagnosticeren van SVT kunnen vagale manoeuvres en Adenosine zijn. Dit kan helpen de aritmie te vertragen of zelfs termineren. Mogelijk gebeurd er ook helemaal niets. Dat is allemaal waardevolle info als het gaat om het stellen van een diagnose.

Het zou kunnen zijn dat er niets gebeurd. Dan zou het zo kunnen zijn dat de dosis onvoldoende was of dat de gegeven dosis niet aan is gekomen door bijvoorbeeld een verkeerd geplaatst infuus. Een andere optie is dat het gaat om een hoog-septale ventrikeltachycardie. Deze zit onder de AV-knoop dus het blokkeren van de AV-knoop met Adenosine heeft dan dus geen effect op de aritmie.

Het acuut termineren van de SVT na een gift Adenosine kan pleiten voor AVNRT of AVRT, maar ook voor SANRT of unifocale atriale tachycardie, met name wanneer deze door getriggerde activiteit tot stand is gekomen. Terminatie die eindigt met een P-top pleit voor AVNRT of AVRT, waar terminatie met als laatste een QRS-complex weer pleit voor atriale tachycardie.

Langzame vertraging met daarna weer versnelling van het ritme pleit voor sinustachycardie, atriale tachycardie tgv abnormale automaticiteit, of junctionale ectopische tachycardie (JET).

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (4)

Onderscheid maken breed-complex SVT (>120 msec)

Een breed-complex tachycardie (QRS >120 msec) kan natuurlijk ventrikeltachycardie zijn, maar het kan ook gaan om een SVT met aberrante geleiding of een reeds bestaande geleidingsvertraging zoals een bundeltakblok. Een aritmie met antegrade geleiding over een accessoire bundel is de derde optie (dus bij pre-excitatie syndromen zoals bijvoorbeeld Wolff-Parkinson-White). Het vaakst gaat het om een VT (Alzand et al, 2011). Soms is het onderscheid echter niet tot nauwelijks te maken. Je wil echter niet een VT misdiagnosticeren, gezien dat dodelijke gevolgen kan hebben. Een goede vuistregel is daarom, het is een VT tot het tegendeel is bewezen. Hieronder staan de differentiaaldiagnoses op een rijtje. Het komt er dus eigenlijk op neer dat het diagnosticeren van een breed-complex SVT bestaat uit het onderscheiden van een VT versus SVT.

  • SVT met pre-existent bundeltakblok of (fase 3) aberrantie
  • SVT met antegrade geleiding over accessoire bundel (pre-excitatie)
  • SVT met verbreed QRS door medicatie of elektrolytenstoornis
  • Pacemaker-mediated tachycardie (endless loop tachycardie)
  • Ventrikeltachycardie

Ook hier geldt weer dat kennis van de medische voorgeschiedenis van de patiënt en een ECG in rust ontzettend handig kunnen zijn. Een voorgeschiedenis met pre-excitatie vergroot natuurlijk de kans enorm dat dit nu weer aan de hand is. Een ECG in rust met sinusritme kan weer handig zijn als de P-top morfologie tijdens de tachycardie hetzelfde als die tijdens sinusritme.

Wanneer er AV-dissociatie aanwezig is op het ECG pleit dit enorm voor ventrikeltachycardie in plaats van SVT. Dit geldt hetzelfde voor de aanwezigheid van fusion beats en capture beats. Deze specifieke kenmerken van een VT behandelen we echter in het artikel over ventrikeltachycardie. Om AV-dissociatie aan te tonen of uitsluiten kan er gekozen worden voor het maken van een Lewis lead. Wanneer er geen AV-dissociatie is kan de relatie tussen P en QRS wel nuttig zijn. Deze is namelijk 1:1 of meer (dus meer P dan QRS) bij SVT’s, waar deze bij een VT doorgaans kleiner dan 1:1 is. Er zijn uiteraard wel uitzonderingen mogelijk.

De QRS-duur op zich kan ook een hulpmiddel zijn. Zo is bij een SVT met breed QRS doorgaans de QRS-breedte kleiner dan 140 msec. Een QRS-breedte van >140 msec bij RBTB-patroon of >160 msec bij LBTB patroon pleit voor een ventrikeltachycardie. Echter kunnen bijvoorbeeld anti-aritmica (klasse 1a en 1c) hier invloed op hebben.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (5)

Het beoordelen van de hartas is een volgend hulpmiddel. In het geval van een ventrikeltachycardie is deze vaak enorm verschillend van het basisritme, omdat een VT vanuit buiten het normale geleidingssysteem komt. Bij een SVT zien we doorgaans een hartas die hetzelfde of licht verschillend is van het basisritme. Met name aanwezigheid van een extreme hartas suggereert sterk een VT.

De concordantie van de QRS-complexen in de precordiale afleidingen kan waardevolle informatie geven. Dat wil dus zeggen: zijn ze allemaal compleet positief of negatief? Is het antwoord ja, dan pleit dit zeer sterk voor een VT. Slechts 20% van de VT’s heeft een positieve of negatieve concordantie, maar ALS je het ziet weet je vrijwel zeker dat het een VT betreft. Dat pleit dan dus meteen ook tegen SVT.

Behandeling smal-complex tachycardie

Wanneer je hebt vastgesteld welke soort aritmie je patiënt heeft, is het ook handig als je hem/haar er vanaf zou kunnen helpen. De ESC Guidelines geven daarin adviezen op basis van wetenschappelijk bewijs.

Bij de patiënt met een smal-complex tachycardie is het startpunt van de behandeling de vraag of de patiënt hemodynamisch stabiel is of niet. Indien dat niet het geval is, is direct elektrische cardioversie geïndiceerd (Smith et al, Roth et al). Indien de patiënt wel stabiel is, is het streven om zonder medicatie conversie naar een sinusritme te bewerkstelligen. Dat wordt allereerst gedaan middels vagale manoeuvres (bijv. carotismassage of Valsalva)(Appelboam et al) en als dat niet effectief is wordt Adenosine toegediend (Glatter et al). De volgende stap, indien er nog geen conversie is bereikt, is het toedienen van Verapamil of Diltiazem IV, of Metoprolol IV (Brady et al). Betablokkers zijn niet geïndiceerd bij patiënten met gedecompenseerd hartfalen en Verapamil en Diltiazem zijn niet geïndiceerd bij hypotensie of hartfalen met verminderde ejectiefractie. Indien ook deze medicatie niet het doel bereikt, is elektrische cardioversie de laatste stap.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (6)

Behandeling breed-complex tachycardie

Ook bij de behandeling van de breed-complex tachycardie is de eerste vraag of de patiënt hemodynamisch stabiel is, en als dat niet het geval is wordt er overgegaan tot elektrische cardioversie . Indien de patiënt wel stabiel is, zal ook hier de eerste stap zijn dat er getracht wordt met vagale manoeuvres het ritme te converteren. Indien dat niet effectief is gaat het protocol afwijken van die bij de smal-complex tachycardie.

Indien er geen bewijs is van pre-excitatie op het basis ECG, kan er gekozen worden voor Adenosine IV. Wanneer er sprake is van een SVT met pre-excitatie kan Adenosine namelijk zorgen voor een antidrome AVRT (Kreijn et al). Indien dat niet effectief is wordt er Amiodaron IV of Procainamide IV toegediend. In feite kan gewoon een van beide gekozen worden, hoewel Procainamide op basis van bewijs wel licht de voorkeur krijgt. (Ortiz et al). Er wordt hier niet gekozen voor Verapamil omdat dit in geval van ventrikeltachycardie voor hemodynamische problemen kan zorgen (Buxton et al). Ook hier geldt weer: als de medicatie dan niet effectief is, overgaan op elektrische cardioversie.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (7)

Specifieke varianten van SVT – Sinustachycardie

We gaan in dit hoofdstuk kijken naar enkele specifiekere varianten van SVT, te beginnen met de sinustachycardie. Er kunnen natuurlijk veel doodnormale redenen zijn voor een sinustachycardie, zoals angst, of fysieke inspanning. Ook kunnen bepaalde medicatie of stoffen (cafeïne, salbutamol, dobutamine) het veroorzaken. Er kan echter ook sinustachycardie staan die niet in verhouding staat tot de fysieke inspanning of het gebruik van medicatie/stoffen. Dit noemen we inappropriate sinustachycardie (Olshansky et al). Vaak treft het jongere mensen, maar in feite kan iedereen het hebben. Het is een vrij hardnekkige variant die vaak niet zomaar uit zichzelf weggaat (Still et al).

Er zal dus behandeling nodig kunnen zijn voor inappropriate sinustachycardie. Dit kan bestaan uit zaken als de patiënt geruststellen, medicatie stoppen of het toedienen van vocht. Wanneer je de mogelijke reversibele oorzaken hebt behandeld kan het echter toch nodig zijn medicatie toe te gaan dienen. Hiervoor wordt Ivabradine gebruikt, dat een directe remmende werking heeft op de pacemakercurrents in de sinusknoop (Cappato et al). Hoe gek het ook klinkt, kan Ivabradine echter ook weer zorgen voor een toename van de sympathische activiteit en daarmee hartfrequentie, waardoor het vaak samen wordt voorgeschreven met Metoprolol (Ptaszynski et al). Soms wordt er ook enkel Metoprolol voorgeschreven maar dan moet de dosis zo hoog zijn dat dit vaak te veel negatieve bij-effecten heeft.

Bij patiënten met sinusknoop re-entry tachycardie (SANRT) is het behandelen iets lastiger, daar deze aritmie vaak simpelweg niet reageert op medicatie. Verapamil en Amiodaron zijn met wisselend succes gebruikt, Metoprolol is niet effectief gebleken (Gomes et al). Bij SANRT wordt vaak gekozen voor catheterablatie (Malik et al).

Het Postural Orthostatic Tachycardia Syndrome, kortweg POTS, is een syndroom gekenmerkt door een toename van de hartfrequentie met ≥30 slagen per minuut bij het gaan staan en een afwezigheid van orthostatische hypotensie (Bryarly et al). Het is geassocieerd met allerlei oorzaken, waarvan deconditionering een opvallende is. De behandeling van POTS kan dan ook bestaan uit het trainen van de patiënt om hem/haar actiever te maken. Het kan echter ook ontstaan door bijvoorbeeld hypovolemie of anemie, medicatie of longembolie. Er zijn dus veel non-medicamenteuze behandelingen mogelijk zoals vochtsuppletie en bloedtransfusie of het stoppen van medicatie, echter is er ook een medicamenteuze behandeling. Zo wordt Midodrine soms gebruikt (Jacob et al), maar blijkt dat niet effectiever dan simpelweg vocht suppleren. Ook worden Propranolol en andere betablokkers gebruikt om de tachycardie te verminderen. Echter blijkt ook hier op de lange termijn medicatie niet op te wegen tegen simpelweg sporten en beter eten en drinken (Fu et al). Ook kan Ivabradine gebruikt worden, samen met Metoprolol (McDonald et al). Ook Pyridostigmine heeft een mogelijke plaats in de behandeling (Kanjwal et al).

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (8)

Specifieke varianten van SVT – Atriale Tachycardie

Bij unifocale atriale tachycardie is er gek genoeg nog niet heel veel bekend wat de behandeling betreft, maar hij is wel een beetje anders dan bij het gros van de SVT’s. Wat wel hetzelfde is, is dat er bij een hemodynamische instabiele patiënt ook hier gekozen wordt voor elektrische cardioversie. Het toepassen van vagale manoeuvres zit niet in het pakket, er wordt meteen gekozen voor Adenosine IV. De effectiviteit hiervan hangt af van de oorzaak van de tachycardie. Gaat het om getriggerde activiteit (nadepolarisaties) is Adenosine vaak effectief, echter kan Adenosine bij atriale tachycardie ook zorgen voor een AV-blok, terwijl de tachycardie gewoon doorgaat.

De volgende stap zijn bètablokkers of calciumantagonisten, zoals Metoprolol en Verapamil IV. Deze kunnen zorgen voor conversie naar sinusritme of het vertragen van de atriale tachycardie (Chen et al). Indien het effect niet voldoende is, kan er gekozen worden voor andere medicatie. Denk hierbij aan Ibutilide (Eidher et al) of Flecaïnide (Hohnloser et al). Deze middelen kunnen effectief zijn door het verlengen van de refractaire periode of het verlagen van eventuele abnormale automaticiteit. Ook wordt Amiodaron veel gebruikt (Vietti-Ramus et al). Uiteindelijk wordt ook vaak gekozen voor catheterablatie indien medicatie niet succesvol is (Medi et al).

Bij een multifocale atriale tachycardie is Magnesium IV de eerste optie (Iseri et al), medicatie is vaak zelfs niet zo effectief. Verapamil heeft wel een plaats in de behandeling (Marchlinski et al), en ook bètablokkers worden gebruikt (Arsura et al) en schijnen nog iets effectiever te zijn. De meest rigoreuze optie, bij patiënten met een resistente vorm van MAT, is ablatie van de AV-knoop een optie (Ueng et al).

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (9)

Specifieke varianten van SVT – Atriumflutter

Bij de behandeling van een atriumflutter wordt natuurlijk ook eerst gekeken naar hemodynamische stabiliteit en indien nodig gekozen voor elektrische cardioversie. Wanneer dit niet nodig is, is de behandeling niet meteen een poging het ritme te converteren maar wordt eerst rate control overwogen: simpelweg de frequentie laten dalen en controleren in plaats van te pogen een sinusritme te bereiken (rhythm control). Daarvoor kunnen verschillende middelen gebruikt worden zoals Diltiazem IV (Ellenbogen et al), Verapamil IV of Esmolol IV (Platia et al). Patiënten met hartfalen of ernstige zieke patiënten krijgen eerder Amiodaron (Clemo et al). Om de diagnose atriumflutter te stellen kan Adenosine gebruikt worden, echter kan dat met een soort rebound effect zorgen voor juist een hogere frequentie of A-V geleiding, bijvoorbeeld van 2:1 naar 1:1 (Strickberger et al).

Mocht er toch gekozen worden voor rhythm control kan dat medicamenteus gedaan worden. Dan zijn anti-aritmica uit klasse III zoals Ibutilide en Dofetilide. (Ellenbogen et al, Crijns et al). Klasse 1a en 1c anti-aritmica, welke normaliter veel gebruikt worden, blijken bij atriumflutter veel minder effectief. Uiteindelijk kan er toch gekozen worden voor elektrische cardioversie, waarbij vrij weinig elektriciteit nodig is bij een atriumflutter tegenover bijvoorbeeld atriumfibrilleren (Gallagher et al). Er kan zelfs ook gekozen worden voor het overpacen (overdrive pacing) van de flutter, als er bijvoorbeeld toch al een pacemaker of ICD in de patiënt zit (Peters et al).

Bij terugkerend en persisterend atriumflutter kan gekozen worden voor catheterablatie. Dit is op de lange termijn de meest effectieve optie om sinusritme te behouden (Da Costa et al).

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (10)

Specifieke varianten van SVT – AVNRT

Je kunt vast al raden hoe de behandeling van AVNRT eruit ziet: bij hemodynamische instabiliteit, meteen overgaan tot elektrische cardioversie. Indien de patiënt hemodynamisch stabiel is wordt er gestart met vagale manoeuvres. Indien dat niet effectief is wordt Adenosine gegeven. Met vrij grote regelmaat zal een AVNRT converteren na deze twee interventies. Indien het niet effectief is kan er een dosis van een betablokker oraal of IV gegeven worden, in combinatie met een dosis Diltiazem of Verapamil oraal of IV (Alboni et al). Hierop converteert tot zelfs 94% van de patiënten. Iets minder effectief is een dosis Flecaïnide, wat ook oraal kan zijn (Musto et al). Dit maakt AVNRT een aritmie die ook voor een patiënt thuis te managen is, omdat er een protocol opgesteld kan worden met medicatie om thuis in te nemen.

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (11)

Take home message

Dat brengt ons aan het einde van dit artikel. Ik besef me dat het veel informatie is en er is vooral heel veel oefening nodig om adequaat een SVT te kunnen diagnosticeren. Zelfs voor de meest ervaren personen is het soms zelfs nog extreem lastig.

Je kunt met enkele eenvoudige observaties al best goed richting geven aan een SVT: wanneer het irregulair is, vallen er bijvoorbeeld al een aantal opties af. Meest waarschijnlijk is dan atriumfibrilleren, hoewel het ook een atriumflutter of atriale tachycardie met wisselende voortgeleiding over de ventrikels kan zijn. Dan zou je echter wel weer duidelijke atriale activiteit moeten kunnen zien, en dat is bij atriumfibrilleren niet het geval. Wanneer het ritme regulair is, valt atriumfibrilleren weer af. De start van de tachycardie kan dan weer informatie geven: zo zien we bij een atriale tachycardie regelmatig een warm-up fenomeen en wordt een AVNRT vaak geïnduceerd door een PAC. Ook de frequentie van de atriale activiteit kan al informatie geven, zo gaat een flutter vaak 300/min, en ook de frequentie atriaal versus ventriculair geeft weer informatie. Wanneer de ventriculaire frequentie hoger is dan de atriale frequentie, valt bijvoorbeeld atriumflutter weer af.

Kortom, er is met enig logisch verstand al best goed een richting te bepalen. Je kunt dan misschien geen harde diagnose geven, maar wel een rijtje met mogelijke opties overhouden.

Verder is het een kwestie van oefenen, oefenen en oefenen!

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (12)

Bedankt voor het lezen. Vergeet je niet te abonneren op ons YouTube-kanaal. Ook zijn we te volgen op LinkedIn en Instagram! Verspreid het kanaal ook vooral onder je collega’s en andere geïnteresseerden, dat wordt enorm gewaardeerd!

Categorized in:

Ritme

Tagged in:

Aritmie, Ritme, SVT

Supraventriculaire tachycardie (SVT) – ECG Academie (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Foster Heidenreich CPA

Last Updated:

Views: 5427

Rating: 4.6 / 5 (76 voted)

Reviews: 83% of readers found this page helpful

Author information

Name: Foster Heidenreich CPA

Birthday: 1995-01-14

Address: 55021 Usha Garden, North Larisa, DE 19209

Phone: +6812240846623

Job: Corporate Healthcare Strategist

Hobby: Singing, Listening to music, Rafting, LARPing, Gardening, Quilting, Rappelling

Introduction: My name is Foster Heidenreich CPA, I am a delightful, quaint, glorious, quaint, faithful, enchanting, fine person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.